Multatuli.online

* 25-28 mei 1864

Brief van Multatuli aan Mimi. Afschrift-Mimi, folio 8-9. (M.M.)

piège: valstrik.

Woensdag avond half negen.

Je weet dat ik voor 'n lezing dat stuk aan Mevr. P. nam (met nog meer dan jy ervan hebt. Enfin. Heel Zwol is in ‘verontwaardiging’ dat ik een zoo vuile zaak zal behandelen. De policie komt er by te pas. De commissaris van policie was by den boekverkooper en trachtte my te bewegen (verbeelje) een ander onderwerp te kiezen. Er schynt zelfs kwestie te zyn dat de burgemeester de lezing zal verbieden. In allen geval vrees ik voor moeielykheid, en ik zal je brieven inpakken, en iets bedenken om ze in veiligheid te brengen. De komm. van policie zei dat hier niet de minste aanval tegen ‘het regt’ zou geduld worden. Ik weet dus dat ik officieele wakers onder myn gehoor heb, die klaar staan my te belemmeren. Dan moet ik doorzetten, my beroepen op myn regt om te zeggen wat ik wil (behoudens vervolging volgens de wet over 't geen ik gezegd heb.) Ik vrees tumult. Vrees, ... ja! Want ik word niet gedragen door geestdrift voor Mevr. P. (ik heb 'r een briefje geschreven zoo hartelyk ik kon. Ik verzocht een half uurtje gehoor, ik wou haar namelyk vragen om toch opregt te zyn, weet je - nu ze heeft niet geantwoord. Misschien denkt ze dat het een piège is van vyanden. dit punt is zoo hatelyk. Zy is gewikst, slim - ja, en toch dom ook. - Ja ik vrees tumult. Want ik zou 't nu moeten trotseeren niet voor 'n principe, voor 'n ridderlykheid - o, dan! - maar strikt genomen nu, omdat ik zonder 't te trotseeren hier myn rekening niet kan betalen! Hoe vinje? Is dat walg genoeg? ...Die kommissaris van policie gister! Ik antwoordde naar myn zin, omdat ik geprepareerd was - anders zou ik myn drift misschien getoond hebben. Ik sprak met een soort deftige hoogheid.

- Mynheer de kommissaris van policie, ik ben zoo vry zelf te oordeelen over wat ik te zeggen heb. U zeide my te kennen uit myn werken, nu, dan verwondert het my zeer dat u er aan kan gedacht hebben iets te doen wat de heele wereld niet kan, my aftebrengen van myn weg!

- Ja maar ziet u 't publiek had graag gehad dat u iets voordroeg over Indie.

- Mynheer de Kommissaris, het publiek van Zwol heeft het regt, niet te komen luisteren naar wat ik zeggen wil. Maar dat publiek heeft niet het regt my voorteschryven wat ik zeggen moet. Daarover beslis ik.

- Nu, mynheer, ik vlei my (zoo zei hy) dat de burgemeester alsnog uw voordragt zal verbieden.

Dan zal ik waar 't behoort protesteeren tegen dat misbruik van gezag.

Mynheer!

Ja, mynheer de kommissaris. Mag ik u opmerken dat de burgemeester van Zwol onderworpen is aan de wet? Volgens die wet ben ik aansprakelyk voor wat ik zal gezegd hebben, maar niemand heeft het regt my 't zwygen opteleggen. enz.

Dus je begrypt de stemming.

Wat ik te vermyden heb is gebragt te worden in een deklineerende positie. Voor Napoleon zich overgaf aan de engelsen, had-i naar Amerika kunnen gaan. Maar dan moest-i zich verbergen aan boord. De kleine kans dat men hem vond in een kist, of verkleed - het ridicule van zoo'n ontdekking - weerhield hem. Dat begryp ik. Nu, zoo iets is 't wat ik vrees. Salvador is eens door policie weggesleept - letterlyk! - Het is dan de vraag niet of 't regt was, of-i wat misdaan had, hy had niet gesleept moeten worden, niet aangeraakt. Een kogel, wonden, dood enz. verheft. Triviale stryd vernedert, - zelfs den onschuldige. Zie je, en dàt moet vermeden worden.

Donderdag avond laat-by een.

Alles rustig afgeloopen. Kleine poging tot stoornis - toen ik zeide dat Jezus een onecht kind was - maar ik sprak kalm door. Er waren betrekkelyk weinig menschen. Enfin!

Vrydag avond.

Ik ben den heelen dag bezig geweest om Zwol te kunnen verlaten, want die heele lezing etc. is uitgekomen op f. 12 - o die triviale zorg! Ik ga morgen naar Deventer 't moet. En daar weer probeeren! De eerste nummers van myn program worden my erg moeielyk gemaakt.

Deventer. Zaterdag, 's namiddags 3 uur.

Van hier verzend ik. Ik ben moe van de diligence.


nadere informatie

afschrift