Multatuli.online

25 februari 1880

Verslag van de voordracht van Multatuli te Hoogezand van 19 februari in de Winschoter Courant, no. 16. (Rijksarchief Groningen, Groningen; fotokopie M.M.)

† Hoogezand, 20 Febr. Ondanks het slechte weder togen gisteravond vele ingezetenen van Hoogezand en Sappemeer naar het hotel Roelfsema, om een lezing te hooren van den heer Douwes Dekker (Multatuli). Was het, vooral bij het jongere gedeelte, warme belangstelling, die hen aandreef, den begaafden spreker te gaan hooren, - bij menigeen ook was het bloot nieuwsgierigheid. Maar wat ook de prikkel mocht wezen, allen luisterden met de meeste aandacht naar de zachte, en toch doordringende stem van den nu reeds zestig-jarigen man. Deze begon met te zeggen, dat de mensch uit zijn aard goed is en veelal tot het kwade verleid wordt doordat hij den spotvorm van deugd voor deugd aanziet. Elke deugd heeft zoo'n spotvorm, ‘zulke onechte zusters, die de familie schande aandoen.’ De spreker wilde ons ze leeren kennen, opdat we ze niet bij de familie gaan inleiden en behandelde achtervolgens een dozijn deugden en goede hoedanigheden met haar onechte zusters. Hij wees er op, hoe zindelijkheid middel en niet doel moet zijn en bij onze tjalkschippers dikwijls overslaat tot een manie, hoe juistheid van uitdrukking kan leiden tot juist denken,-maar men daarom niet moet overgaan tot het schoolmeesterachtige en de zoogenaamde debatkunstjes. Hij waarschuwde ons, onbeschaamdheid voor waarheidsliefde aan te zien en merkte op, dat we de waarheid niet aan ieder en te allen tijde schuldig zijn en niet ieder een blik behoeven te gunnen in onze binnenkamer. De onechte zuster van standvastigheid, het doctrinairisme kreeg nu een beurt. Er zijn menschen, die alléén in het kleine sterk zijn en onveranderlijkheid van de menschen te eischen is onbillijk, omdat de omstandigheden, de ouderdom ieder oogenblik veranderen. Bij het behandelen van den spotvorm der wetenschappelijkheid geeselde hij onze academiën en mannen, die er onderwijs geven en ontvangen. Bij het spreken over de onechte zusters van vaderlandsliefde en burgerzin wees hij er op, dat we te gaarne onze voorouders prijzen en dat de samenstelling onzer Tweede Kamer blijk geeft van onzen gebrekkigen burgerzin. Over onderwijszaken verklaarde de spreker zich vooralsnog onbevoegd te beslissen, maar hij gaf toch eenige aanmerkingen, die als altijd het overdenken waard zijn. Bij het bespreken van nederigheid, zachtmoedigheid en menschenliefde merkte hij op, dat men geen eerbied voor eenige opinie, maar voor de waarheid moest hebben en - dat men vaak de armoede voedt met de armen. Toen daarna huwelijksliefde een beurt kreeg, bleek het, dat de man, die velen een louter verstandsmensch schijnt, toch een man is met fijn en diep gevoel. Het publiek kon niet nalaten te applaudisseeren, toen hij zoo wegsleepend schoon, waar en gevoelvol de plichten schetste van man en vrouw. Aan het slot van zijn schoone rede wekte hij ons op, steeds goed te meten, ieder het zijne te geven, rechtvaardig te zijn tegen allen en alles, opdat we, als de ure slaat, ons met de blijmoedige vermoeidheid van een vlijtigen arbeider ter ruste kunnen leggen. Bijna allen hebben werkelijk gesticht de zaal verlaten en al zullen velen het hier-en-daar niet met hem eens zijn, toch zal ieder moeten bekennen, dat hij woorden heeft gesproken, schoon en goed, en dat het ons wèl zal gaan, wanneer we zijn lessen volgen. Laat hij zoo voortgaan, met de groote gaven, die hem geschonken zijn: bedaard te werken tot heil zijner medemenschen, dan zal het nageslacht in Multatuli niet-alleen den grooten schrijver en denker roemen, maar tevens den vurigen ijveraar voor wat waar is en goed.


(Omdat talrijke drukfouten bovenstaand bericht in ons vorig nommer zoozeer ontsierden, is het, op verzoek van den schrijver, herplaatst.)